Koolgewassen

Kolen vormen een interessante en diverse gewasgroep, een enorme variatie in vormen, kleuren en smaken. Zo zijn er de winterharde boerenkool en savooiekool, de witte kool uit Broek op Langedijk, de gekleurde rode kool en de puntige spitskool. Niet alleen het blad van kolen wordt gebruikt, maar ook de zaden van de kool- en mosterdzaad.


Boerenkool

Boerenkool is te onderscheiden van zijn familieleden binnen de kolen door de losse bladeren met gekrulde rand, zonder kropvorming. De bladkool, een voorloper van de boerenkool zoals we die nu kennen, is de eerste kool die werd gecultiveerd. Al in de vierde eeuw v.Chr. werd deze koolsoort in Griekenland geteeld, waarna cultivering via Italië steeds meer naar het noorden verspreidde. Tot in de late Middeleeuwen was de boerenkool waarschijnlijk de meest gangbare groente die geconsumeerd werd.

Meer boerenkool erfgoedrassen en info

Hollandse kost

Tot aan het begin van de twintigste eeuw was er een veel grotere variatie aan boerenkolen qua kleur en groeivorm. Zo waren er bijvoorbeeld bonte- of sierkolen, die ter decoratie van fruitschalen werden gebruikt. Ook werden er hogere struikboerenkolen gegroeid, die een strenge vorst konden weerstaan. Het door ons bekende nationale wintergerecht, bestaande uit boerenkoolblad en aardappelen – stamppot – heeft ervoor gezorgd dat de groene gekrulde boerenkool het enige algemeen geteelde ras is dat overbleef. Nog voordat de aardappels vanuit Amerika waren geïntroduceerd, werd boerenkool met gort gegeten.

Vorst voor smaak

De smaak van het blad wordt optimaal wanneer de vorst eroverheen gaat, wat ervoor zorgt dat de zetmeel in de plant wordt omgezet in suikers en hierdoor krijgt het blad een zoetere smaak.


Boerenkool erfgoedras


Kool- en mosterdzaad

Naast het loof en de kolen die de Brassica familie ons geven, werden van specifieke kooltypen de zaden geoogst en gebruikt. In de Middeleeuwen werd koolzaad gebruikt voor lampenolie en veevoeder. Halverwege de 20e eeuw stonden duizendenden hectares landbouwgrond vol met koolzaad.


In 1895 werd de Mansholt's Hamburger koolzaad geselecteerd, een winterkoolzaad dat vanaf 1899 door R.J. Mansholt werd gekweekt in Groningen. Naast koolzaad teelde hij ook de Mansholt's Gele Mosterd, wat in de 20e eeuw als smaakmaker voor de armere klasse werd gezien, bij gebrek aan de dure kruiden en specerijen die van ver kwamen.


Savooiekool

Bij savooiekool worden verschillende typen onderscheiden; de vroege spitse, putjeskool, herfst- en wintertypen. En zijn ook gele typen, zoals de vroege gele en het bewaartype. Rond 1980 werden winterkoolhybriden ontwikkeld, ontstaan uit kruisingen tussen witte en savooie kool.

De Bredasche Fijne Groene behoort tot de putjeskool, en werd vanouds rondom het Brabantse Breda geteeld.


Spitskool

Spitskool is een witte kool met een kenmerkende spitse vorm, die zijn oorsprong vindt in het Middellandse Zeegebied. Historisch gezien werden deze kolen geteeld in zilte kustgebieden, waar de dikke bladeren van de kolen weerstand boden tegen de krachtige wind, opstuivend zand en neerslag.

Vroege typen van spitskool lenen zich goed voor de weeuwenteelt, waardoor oogst en consumptie al in het voorjaar kunnen plaatsvinden. Spitskool kenmerkt zich door zijn sappigheid en zachte smaak. In tegenstelling tot witte kool is spitskool minder compact; de binnenste bladeren vullen niet volledig de krop. Dit maakt spitskool wat minder lang houdbaar dan de dichtere witte en rode sluitkoolvarianten.


Witte kool

De naam ‘Langedijk’ komt regelmatig voor binnen de wereld van kolenrassen. Dit is ook niet zo vreemd, aangezien het dijkdorp Broek op Langedijk een rijke historie heeft op het gebied van koolteelt en -veredeling. Het dorp bevindt zich in West-Friesland; een regio in het noorden van Noord-Holland, bekend om steden zoals Hoorn, Enkhuizen, en Schagen.

Al in de Middeleeuwen werden in deze regio kolen verbouwd, met Langedijk als belangrijkste gebied. Hier komt, naast vele andere kolen, de Langedijker Bewaarwitte vandaan.

Meer witte kool erfgoedrassen en info

Van Langedijk naar de steden

Vanuit het productiegebied rond Langedijk werden de kolen naar Alkmaar gebracht om daar op de markt en bij de veiling verkocht te worden. Later vonden deze kolen ook hun weg naar het groeiende Amsterdam. Maar waarom moesten die kolen helemaal uit Langedijk komen om vervolgens in Alkmaar en Amsterdam te worden verkocht? Dit kwam door de drassige gronden rondom deze grote steden, wat tuin- en akkerbouw activiteiten niet toeliet. De West-Friese grond echter was zeer geschikt voor het verbouwen van gewassen, waar dankbaar gebruik van werd gemaakt.

Op naar de veiling!

In de 17e eeuw werden er diverse groenten geteeld in West-Friesland, zoals meirapen, wortelen, uien, pinksternakelen, en inderdaad: kool. Later, gedurende de 18e eeuw, werd het assortiment uitgebreid met sla, spinazie, doperwten, sperziebonen, radijs, en veel meer. Toen in 1887 de Broeker Veiling werd opgericht, moesten de geteelde producten aan strenge eisen voldoen, wat de kwaliteit van de geproduceerde groenten ten goede kwam.

Meer over kolen en de veredeling door de tijd heen leren? Lees Kool in Nederland. Geschiedenis van teelt en veredeling.